maandag 19 mei 2014

Flexibel bestemmingsplan: een ‘new state of mind’


Sinds jaar en dag bepaalt de overheid in bestemmingsplannen wat goed is voor de burger. De bestemmingsplannen worden weliswaar ter visie gelegd, maar de invloed van burgers blijft heel beperkt. Als de burger iets wil (mag ik mijn woning splitsen, mag ik een bedrijfje starten in mijn woning), moet hij er netjes om vragen en dan afwachten of hij er toestemming voor krijgt. 

Vreemd eigenlijk, want op veel andere gebieden neemt de samenleving tegenwoordig het heft in eigen hand. Via burgerinitiatieven ontstaan schitterende postzegelparken, via social media verspreiden en volgen we nieuws wat echt relevant is en via crowdfunding maken we nieuwe ondernemingen mogelijk onafhankelijk van de banken. Hieruit blijkt dat de burger heel goed zelf weet wat hij wil en wat hij nodig heeft. De overheid heeft baat bij deze volwassen en mondige burgers. Door goed te luisteren naar hun wensen, kan de overheid samen met de burgers werken aan een beter bij de samenleving passende omgeving.  

In een bestemmingsplan wordt flexibiliteit vaak gezocht in het toevoegen van een extra afwijkingsbevoegdheid aan bestaande regelingen. Zo’n regeling geeft meer mogelijkheden, maar niet zelden loopt de initiatiefrijke burger en de meewerkende overheid vervolgens toch weer op tegen de harde grenzen daarvan.

Wat ons betreft zit de flexibiliteit van een bestemmingsplan niet zo zeer in de regeling zelf. De flexibiliteit moet, voorafgaand aan het bestemmingsplan, in het planproces worden gestopt. Luister als overheid naar de wensen van de burgers en laat ze actief meedenken over wat wel en wat niet gereguleerd moet worden. Flexibiliteit is zodoende een ‘new state of mind’ voor de overheid én voor de burgers.

Onze invulling over het begrip flexibiliteit heeft ertoe geleid dat wij, na een uitdagend selectieproces, door de gemeente Overbetuwe zijn gekozen om met hen te werken aan hun experiment dat is opgenomen in de 6de tranche van de Crisis- en herstelwet.
Het experiment houdt in dat we de ‘new state of mind’ gaan toepassen binnen het proces waarmee we komen tot een nieuw flexibel bestemmingsplan voor de kernen Hemmen en Zetten.

Geschreven voor Susanne Pieterse (jurist, projectleider) en Taco Gerritsma (planoloog, projectleider) bij Amer

maandag 12 mei 2014

Woningmarkt trekt aan


Dat de woningmarkt weer in beweging komt, is in onze projecten goed merkbaar. Vooral de middenwoningen gaan vlot van de hand. Er zit nu ook meer schot in de verkoop van duurdere woningen zoals hoekwoningen en zelfs de tweekappers. De aantrekkende belangstelling voor vrije kavels waar de koper in eigen beheer mag bouwen biedt ook weer perspectieven.

We merken die positieve trends aan de belangstelling voor de laatste fases in Putten. De afronding van de door ons ontworpen wijk Bijsteren is in zicht. De komende jaren staan er nog enkele bouwfases op het programma. De laatste circa 90 woningen zijn aan snee.
Dat al een groot deel van de wijk, zo’n 750 woningen, gebouwd is, werkt verkoopbevorderend, men heeft er vertrouwen in dat de woonkwaliteit uitstekend is. Zichtbaar is dat welhaast elke woning te midden van een groene omgeving is gelegen. Neem hieronder een kijkje in de wijk:

Niet alleen in Putten maar ook in Woudenberg is er belangstelling voor rijwoningen in het groen, bleek op een onlangs gehouden informatieavond, waar vele kandidaten voor deze koopwoningen zich al meldden. Ondanks een stringent woningbouwprogramma hebben we toch kans gezien om door het hele plan een groene dooradering te creëren.

Een andere buurt die onlangs is opgeleverd is Renes in Scherpenzeel. Dezelfde zorgvuldigheid is hier betracht in de situering ten opzichte van het nieuwe grote kerkgebouw en de aanwezige landschappelijke kwaliteiten. Ook deze circa 50 eengezinswoningen woningen waren in korte tijd allemaal verkocht of verhuurd.

De woningmarkt trekt weer enigszins aan. Maar het is de koper die de keuze kan maken waar hij koopt. De prijs-kwaliteitverhouding van zowel de woning maar ook die van de woonomgeving zijn doorslaggevend. Dat is bovendien duurzaam. Het gaat bij duurzaam niet alleen over energiebesparing maar ook over een aangename woonomgeving waardoor de verhuisgeneigdheid minimaal is.

Bovengenoemde ervaringen laten zien dat een op de locatie en de lokale markt toegesneden wijze van verkavelen leidt tot een veel gevraagde en geliefde woonbuurt.

Geschreven door Rob Leek (stedenbouwkundige, directeur) bij Amer

vrijdag 7 maart 2014

Het bestemmingsplan staat bouwen niet toe, wat nu?

Kent u dat? U wilt graag een woning of bedrijfspand bouwen, maar het bestemmingsplan staat het niet toe. Om toch te kunnen bouwen heeft u een uitgebreide omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing nodig. Wat komt daar allemaal bij kijken?

Vanaf 1 maart is de website omgevingsvergunninggevraagd.nl actief. Het doel van deze website is begeleiding te bieden aan particulieren, agrariërs, ondernemers en zorgaanbieders bij de procedure voor de omgevingsvergunning.
Voor een omgevingsvergunning moeten meestal diverse specialistische onderzoeken worden verricht. De onderzoeksresultaten zijn nodig voor een goede ruimtelijke onderbouwing van de gewenste ontwikkeling. Vaak is ook een ontwerp nodig van de inrichting van het erf van het toekomstige gebouw, voordat de gemeente kan instemmen met het bouwplan. Gemeenten vragen de initiatiefnemer deze berg informatie aan te leveren voordat ze de omgevingsvergunning verlenen.

Omgevingsvergunninggevraagd.nl biedt toegang tot een team van specialisten dat klaar staat om begeleiding te bieden in de procedure van principeverzoek tot verleende omgevingsvergunning.
Ieder initiatief is anders. Na een persoonlijk gesprek ontvangt de initiatiefnemer een op maat gesneden plan van aanpak. Hij weet dan direct waar hij aan toe is. Doordat omgevingsvergunninggevraagd.nl helpt om de juiste informatie in juiste volgorde in te dienen, kunnen overbodige kosten worden voorkomen.

www.omgevingsvergunninggevraagd.nl is onderdeel van Amer/ruimtelijke ontwikkeling





dinsdag 15 oktober 2013

Dubbelinterview met de Amer directeuren



Een dubbelinterview met Tom de Wit (directeur Amer 19832008) en Rob Leek (huidige directeur Amer)

 

Hoe was de markt in 1983 en in 2013?
Tom: De start van ons bureau was behoorlijk spannend. Gemeentes moesten ook in 1983 flink bezuinigen. Geen beste tijd om een bureau te beginnen. De verplichtingen vanuit de WRO 65 op het gebied van de ruimtelijke ordening waren echter duidelijk, dus dachten we, rustig aan starten, het werk komt vanzelf weer. En dat was ook zo. 
Rob: Ook nu zit de bouw en dus ook de stedenbouw in een crisis. Echter met dat verschil dat we vooralsnog te maken hebben met een krimpende markt. Op dit moment is de opgave die aan gemeentes werd gesteld om alle bestemmingsplannen vanaf juli 2013 digitaal beschikbaar te hebben net afgerond. Gemeenten reageren nu veelal slechts op door derden geïnitieerde nieuwe ontwikkelingen. Het werk komt dus niet meer vanzelf.


Wie waren en zijn jullie opdrachtgevers?
Tom: Opdrachtgevers waren bijna uitsluitend gemeentes. Zij hadden een vaste relatie met een stedenbouwkundig bureau. Het bureau werd een soort verlengstuk van de eigen dienst.  
Rob: We hebben de laatste jaren een periode gehad met wisselde kontakten. Niet de oude vertrouwde relatie was bepalend, maar meestal de prijs. De offerte in concurrentie vierde hoogtij. Het enige voordeel kon zijn dat er contacten ontstonden met voorheen onbekende opdrachtgevers. Het ziet er gelukkig naar uit dat opdrachtgevers, door schade wijs geworden, niet alleen voor de prijs gaan, maar juist weer de vertrouwensrelatie herwaarderen.


Hoe is de omvang van het bureau veranderd door de jaren?
Tom: We zijn met 5 mensen voorzichtig begonnen toen we konden rekenen op een aantal gemeentes die in de crisis van 1983 voor ons hadden gekozen. Daarna ging het eigenlijk tamelijk gemakkelijk. Gewoon je werk goed doen, dan wordt je vanzelf elders gevraagd. Een heerlijke tijd van gestage groei, naar uiteindelijk bijna 30 mensen en een vaste relatie met ca. 50 gemeenten. 
Rob: Ja, en het bureau had wellicht nog wel groter kunnen zijn.
Maar Amer heeft nooit de ambitie gehad om een groot bureau te worden. Voorop stond om in een beperkte setting van toegewijde adviseurs een hoogwaardig product te genereren. Het plezier in het werk was belangrijker dan groei.
De trend om klein te blijven heeft ertoe geleid dat Amer met de donkere wolk van de recessie in zicht zo snel mogelijk kon afslanken naar nu circa 10 formatieplaatsen. 


Welke diepgang had de opgave van vroeger en nu?  
Tom: In de werkzaamheden stond het bestemmingsplan centraal. Dat was het instrument waarmee de sterke groei en suburbanisatie in die tijd werd gestuurd. De Wet Ruimtelijke Ordening van 1965 gaf de eisen aan waaraan het bestemmingsplan inhoudelijk moest voldoen. De verplichting van het voorafgaande gedegen onderzoek gaf de bureaus veel werk. We zorgden voor een brede invulling, voor stedenbouwkundige ideeën en ontwerpen, voor de juridische plannen, voor de begeleiding van het planproces en advisering bij de uitvoering. 
Rob: Het valt ons op dat er nauwelijks ruimte bestaat voor verdieping van de opgave. Tempo en budget zijn richtinggevend. Het stedenbouwkundig bureau wordt vaak slechts voor een onderdeel in de totale opgave aangetrokken. Gezien het feit dat stedenbouwkundige plannen vaak voor de eeuwigheid gebouwd worden zou wat meer budget voor stedenbouwkundig/landschappelijk onderzoek niet misstaan.



Hoe is het vakgebied veranderd, nu tempo en budget zo bepalend is?         
Tom: Diepgang en veelzijdigheid waren de noodzakelijke kenmerken van het bureau en dus van de medewerkers. Vakmensen had je nodig. Gemeentes moesten er blind op kunnen vertrouwen dat het werk, waarvoor ze zelf vaak onvoldoende kennis in huis hadden, op de juiste manier werd aangepakt. Er lag een grote mate van eigen verantwoordelijkheid bij de bureaus en je bestaansrecht was, anders dan de controle maatschappij van nu, dus geheel gebaseerd op vertrouwen.    
Rob: De goede opdrachtgevers niet te na gekomen is een sturing op checklisten door jonge projectmanagers nu aan de orde van de dag.  


De werktechniek was toen natuurlijk heel anders dan nu. Kunnen jullie daar iets over vertellen?    
Tom: Een graphos-pen, een rapidograph en sjablonen, een typmachine en carbonpapier, wie kent ze nog? Pas eind 80er jaren begint de computer langzaam betekenis te krijgen in ons vak. Eerst voor tekstverwerking en geografische data, en later ook voor het tekenwerk. Voor die tijd was het vervaardigen van tekeningen een heel speciaal ambacht. 
Rob: Tekenaars zijn nog steeds specialisten, maar dan op het digitale vlak. Echter ondanks de digitale technieken werken ontwerpers bij ons veelal nog met viltstift of pen om hun eerste ontwerpideeën op papier te zetten. Al snel wordt vervolgens een meer exacte tekening gevraagd voor cijfermatige controles of 3D-beelden. In de bestemmingsplannensfeer is volledig digitale aanlevering de norm. We werken met GIS waardoor alle data makkelijk gekoppeld kunnen worden.
 


Wat vond en vind je als directeur van het team Amer?          
Tom: Het was vanzelfsprekend dat je mee deed met nieuwe ontwikkelingen in je vakgebied. Dat was niet alleen van bestaansbelang, maar de ontwikkelingsdrang was een sterk natuurlijk kenmerk van het bureau. Het bureau was van een overzichtelijke omvang en de saamhorigheid was groot. De medewerkers identificeerden zich gemakkelijk met de functie van het bureau in ons vakgebied. Er werd veel vrije tijd gestoken in het ontwikkelen van nieuwe toepassingen. Het ging om het bestaan van “ons” bureau.    
Rob: Het Amerteam functioneert nog steeds op die manier. We zoeken naar betere methoden of naar nieuwe producten waarbij we de veranderende vraag in de markt nauwkeurig volgen. Daarnaast zijn we kritisch op het klakkeloos overnemen van door derden aangedragen oplossingen. 


Wie waren en zijn de eigenaren van het bureau?
Tom: Het bureau was een echte platte organisatie. Een beperkte omvang, een groep hoog opgeleide mensen en weinig hiërarchie. Dat gaf aanleiding de organisatiestructuur en het eigendom van het bureau daarop af te stemmen. We kozen voor een combinatie van een b.v. en een stichting, waarin iedere medewerker tevens mede-eigenaar van het bureau kon worden. In het model kwam de sterke betrokkenheid tot uitdrukking van medewerkers bij het sturen van het voortbestaan van ons bureau.
Rob: Nog steeds zijn de meeste mensen binnen Amer certificaathouder. Het gevoel dat het bureau van ons is leeft dus sterk. De sfeer is onveranderd goed en de collegialiteit groot. 


Is het uiterlijk van de collega’s met zijn tijd meegegaan?;-)
Tom: Het is altijd weer een feest om de foto’s van onze beginperiode te bekijken, om de pioniersfase af te lezen uit het (gekregen) meubilair en de attributen om ons heen. Ook wijzelf zagen we er toen behoorlijk anders uit. Lang haar, volle baarden, een nette jurk of minirok.
Rob: Ja dat uiterlijk is goed te zien op foto's in Amer pinterest. De tegenstelling met de huidige look is groot, denk bij de heren aan het korte haar of de kale koppen, de volle baarden zijn vervangen door 1-dags baarden. Bij de dames is de nette jurk –bijna- verdwenen, maar de minirok is gebleven! Nu niet in combinatie met een transparante panty met naaldhakken, maar met een maillot of legging met laarzen. Tsja, of ze hebben de broek aan..


Dé vraag: Amer en de toekomst?
Tom: Van 30 jaar geleden naar nu was een weg waarin het bureau steeds meer een vaste plaats in de r.o. wereld kreeg. Het bureau verwierf een stevige plek tussen de ca 50 stedenbouwkundige adviesbureaus in Nederland. In mijn laatste jaren als directeur, na de eeuwwisseling, veranderde ons werkveld drastisch. 
Rob: Zoals in 1983 de huidige stand van technologie nog niet te voorzien was, zo is niet te voorspellen wat er tot 2043 zal gebeuren. Wat we wel weten is dat ons land nooit af is. Er ontstaan voortdurend nieuwe wensen en ideeën. Er zal dus altijd een zekere stedenbouwkundige en planologische ontwikkeling plaatsvinden De mensen van Amer zijn voortdurend op zoek naar verbetering van onze dienstverlening, volgen studies om bij te blijven in het vak en zoeken naar kansen voor opdrachtgevers.
Zoals je ziet Tom verandert er ook nu veel om ons heen, maar met de saamhorigheid en kennis die Amer eigen is zoeken we daar met veel gevoel en passie een toekomstbestendige koers in.
Ik verwacht dat er veel meer maatwerk geleverd moet worden. De termen zijn: kleinschalig, gevoelsmatig, inlevingsvermogen naar zowel burger als opdrachtgever. Deze termen zitten gelukkig in de genen van Amer verankerd. Dat geeft hoop voor de toekomst. 


 
Blog geschreven door Tom de Wit en Rob Leek

dinsdag 8 oktober 2013

30 Jaar Amer, een terugblik

Een terugblik op dertig jaar dienstverband als werknemer en mede oprichter van Amer adviseurs b.v.

 


De tweede oliecrisis van 1979-80 had een economische neergang tot gevolg. Ook in de dienstverlenende hoek werden maatregelen getroffen. Sterfhuisconstructies werden opgericht om de financiën veilig te stellen.
Zes wegbezuinigde collega’s vonden dit het juiste moment om niet af te wachten maar met nieuwe ideeën de advieswereld in de ruimtelijke ordening te veroveren, bureau Amer is van start gegaan.
We stonden voor wat we hadden afgesproken, een kwalitatief hoogstaand product tegen een financiële vergoeding die was gebaseerd op werkelijk verrichte arbeid, geen overwinsten meer of opdrachten zonder einde. We waren concurrerend.

Op dit moment zou je zeggen, we waren de tijd toen ver vooruit. Immers nu heeft elk bureau die formule ontdekt en gaan we in diezelfde advieswereld zo ver dat men onder de kostprijs opdrachten probeert te bemachtigen.
Veel opdrachtgevers zien hier mogelijkheden om noodzakelijke bezuinigingen mede invulling te geven. Goedkoop staat daarbij voorop.
We adviseren echter ook aan opdrachtgevers waarvoor wij al vanaf het uur U actief zijn. Ze herkennen ons tweede speerpunt “kwaliteit” en waarderen die in hoge mate. Met hen wil ik met name die dertigjarige relatie vieren en bedanken voor het in ons gestelde vertrouwen. 
 
Dat ontwikkelingen niet altijd te voorzien zijn wordt door het volgende geïllustreerd. Er zijn wetenschappers die zich bezighouden met de opwarming van de aardbol. Tegen de verwachting in hebben zij echter ontdekt dat de aarde sinds 1982 niet meer is opgewarmd maar juist kouder is geworden. Verwachting en werkelijkheid willen dus wel eens verschillen.
Dat kan in ons vakgebied ook het geval blijken te zijn. 

Ik zelf zal vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet nog eens dertig jaar doorgaan, maar ik hoop van harte dat dit wel het geval zal zijn voor het bureau.
Een eerlijk, inspirerend en overtuigend product / advies zal altijd waardering oogsten en verdient het om te overleven. 
  
Blog geschreven door Bertho Kisteman

maandag 8 juli 2013

Kwaliteitsbewaking in de ruimtelijke ordening

de sleutel tot een succesvolle en economisch rendabele planontwikkeling

 

De ruimtelijke kwaliteit in Nederland bij planontwikkelingen staat onder druk. Zij wordt gezien als toegevoegde luxe en slagroom op de taart in een tijd waarin minderen en afvallen het devies is.
Veel plantontwikkelingen dreigen een optelsom te worden van individuele projecten waarbij ieder zijn eigen verantwoordelijkheid en financiële middelen inbrengt. Voor integrale afstemming bestaat geld noch middelen. Planprocessen worden één op een vertaald in duidelijk omkaderde hokjes en harde getallen waarop afgerekend wordt bij oplevering van het proces.
Moeten toch externe partijen betrokken worden om de ontwikkeling vast te kunnen leggen in een beleidsdocument als een bestemmingsplan/ omgevingsplan of andersoortig, dan zijn daarvoor door inkoopbureaus duidelijke protocollen opgesteld waarvan het onmogelijk lijkt af te wijken.  Zowel interne als externe projectleiders worden afgerekend op zichtbaar resultaat van de individuele ontwikkeling binnen van te voren afgesproken tijd en budget. Met dit zichtbaar resultaat wordt niet bedoelt de verschijningsvorm van het project maar sec dat de planontwikkeling daadwerkelijk gerealiseerd is. Iedereen happy, maar waar blijft de gebruiker? Waarom loopt de huur van de panden niet goed?





Onlangs ben ik bij twee bijeenkomsten geweest, waarbij ik veel nieuwe inzichten heb opgedaan. Zo kwam ik bij de bijeenkomst over “de Kern van de stedenbouw”, het afscheid van de stedenbouwkundig docenten ir. John Westrik en ir. Willem Hermans aan de TU Delft, een oud studiegenoot tegen die werkte aan het project Leidsche Rijn centrum. Hier worden enkele honderden appartementen gerealiseerd, zoals afgesproken in diverse convenanten tussen gemeente Utrecht en ontwikkelende partijen, waarmee een hoop geld gemoeid is. Ondanks dat vorig jaar in de directe omgeving slechts vijf van de vele tientallen te koop staande appartementen in de nabije omgeving zijn verkocht, moet de planontwikkeling toch doorgang vinden. Juridische procedures om tot nieuwe planvorming te komen zijn onontvankelijk verklaard en inmiddels wordt de schop in de grond gestoken voor de bouw. Het herzien van de planvorming past niet binnen het realisatiebudget. Het geplande proces vindt (voorlopig) doorgang en er is straks daadwerkelijk resultaat…..leegstaande panden en daardoor een gemiste kans op een kwalitatief hoog gewaardeerde omgeving. Welk economisch en maatschappelijk belang is hierbij gebaat?



Maar er gloort hoop. In de nieuwe omgevingswet wordt de omgevingskwaliteit nu als hoofddoel omschreven. Het kwaliteitsbegrip wordt verder niet uitgewerkt, maar in ieder plan moet nu in ieder geval aangegeven worden hoe op kwaliteit beoordeeld wordt. Het kwaliteitsaspect komt onomstotelijk onder de aandacht. En hoe die kwaliteit te waarborgen of beter te maken, daarvoor bestaat binnen Nederland voldoende inspiratie en wilskracht om plannen op een hoger niveau te tillen en toch economisch rendabel te laten zijn. 


Op een bijeenkomst voor Ruimtelijke Kwaliteitsteams in Nederland, gehouden in Zaandam werd de kwaliteitsbeoordeling van plannen in diverse lagen uiteengezet. Eén van de sprekers was Wim van Veelen, die het volgende stelde. De kwaliteitsbewaking hoeft niet als vroeger enkel te bestaan uit toetsen, terugleggen en “straffen”  maar kan juist iets toevoegen door te faciliteren, te communiceren, te overtuigen en te belonen.
Als de ruimtelijk kwaliteitsbewakers (zoals architecten, stedenbouwkundigen, landschapsarchitecten maar ook planologen en juristen) hun rol oppakken als integrator dan bestaat een goede kans dat meerdere individueel private initiatieven kunnen uitgroeien tot ruimtelijk en publiek waardevolle ontwikkelingen. Hierbij ligt voor ons als ruimtelijk vormgevers de schone taak om ons te ontwikkelen als experts in integrale ruimtelijk-economische concepten en op het vlak van de integrale duurzaamheid. Want ons geweten gaat verder dan de oplevering. Het gaat om het gebruik, de beleving en de mogelijkheden van nu en op de lange termijn.
Ons geweten is het geweten voor de toekomst. En daar willen we toch allemaal graag een positieve steen aan bijdragen. Zodat ook de individuele planontwikkelaar later met trots kan zeggen: daar maakt ons project deel van uit.


Blog geschreven door Algon Schuurman, stedenbouwkundige bij Amer




vrijdag 28 juni 2013

Stadslandbouw als tijdelijke oplossing van een ruimtelijk probleem

Vanouds hebben stad en (omme)land een functionele relatie met elkaar. Wat buiten de stad wordt geproduceerd, wordt in de stad verhandeld. Dat geldt niet alleen voor food-, maar ook voor non-food producten. Voor inkopen ga je naar de markt, supermarkt, groenteboer, slager of bakker. Zelf je eigen voedsel kunnen produceren is binnen stedelijke gebieden maar voor een kleine groep mensen weggelegd. Onder invloed van de economische recessie lijkt zich de laatste paar jaar een maatschappelijk en tegelijkertijd ook ruimtelijke kentering voor te doen. Steeds meer mensen zoeken naar mogelijkheden om bewuster en gezonder te leven en ook 'actief ' in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Tegelijkertijd zoeken steeds meer gemeenten naar oplossingen voor leegstaande winkels en kantoorgebouwen, braakliggende bedrijventerreinen en onbenutte woningbouwlocaties. Eigenaren van grotere panden zijn soms bereid tegen geen of geringe vergoeding hun daklandschap ter beschikking te stellen aan groeninitiatieven of bijvoorbeeld stadsimkers.

In de zoektocht naar nieuwe verdienmodellen kan stadslandbouw als tijdelijke herbestemming of tijdelijk hergebruik van de gronden en/of gebouwen een oplossing bieden voor bovengenoemde ruimtelijke ontwikkeling. Grote steden in Nederland lopen voorop in deze ontwikkeling, omdat daar het probleem het grootst is.

Den Haag is één van de gemeenten die serieus werk heeft gemaakt van stadslandbouw. Op donderdag 27 juni 2013 oganiseerde zij over dit onderwerp een informatieavond. stadslandbouwdenhaag.nl/informatieavond

Maar ook Amsterdam kent vele initiatieven. Hier is een interactieve van kaart van gemaakt maps.amsterdam.nl/stadslandbouw/

Binnen Amersfoort werkt Amer mee aan het Postzegelpark Leusderweg. Een voormalig braakliggende locatie waar nu als tijdelijk gebruik met veel enthousiasme wordt geplant en gezaaid door buurt- en wijkbewoners www.postzegelpark-leusderweg.nl/



Amer / ruimtelijke ontwikkeling is een sterke voorstander van stadslandbouw. Zij adviseert gemeenten graag in hun streven om stadslandbouw ruimtelijk, planologisch en maatschappelijk een verantwoorde plek in de stad te geven.

Blog geschreven door Henk van Paassen, Planoloog bij Amer