woensdag 6 februari 2013

Uitvoering landschappelijke inpassing in bestemmingsplannen

Als bureau krijgen wij steeds vaker de vraag of landschappelijke inpassing van ontwikkelingen kan worden vastgelegd in bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om Ruimte voor ruimte-locaties, waarbij het nieuwe erf landschappelijk ingepast moet worden. Veelal wordt de eis van landschappelijke inpassing gesteld als voorwaardelijke verplichting bij wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden (de zogenoemde “flexibiliteitsbepalingen”). De uitvoering wordt doorgaans geregeld met een anterieure overeenkomst.

Deze vraag speelt vooral als gevolg van een uitspraak van de Raad van State op 1 juni 2011 (201008528/1/R2). De ABRS geeft daarbij aan dat de betreffende gemeente in de uitspraak de landschappelijke inpassing moet vastleggen in het bestemmingsplan. Diverse gemeenten menen dat dit een vereiste is geworden met deze uitspraak. Dit laatste is echter niet het geval. Het college van B&W had in dit specifieke geval een voorwaardelijke verplichting in het vaststellingsbesluit opgenomen, zonder deze te laten doorklinken in het bestemmingsplan.

Toch is dit een opmerkelijke uitspraak geweest. We bedrijven in Nederland namelijk al jaren “toelatingsplanologie”. Het bestemmingsplan regelt wat wel en niet is toegestaan, maar verplicht niets, althans niet in detail. Zo kan worden bepaald dat enkel een groenelement mag worden opgericht ter erfafscheiding (zoals in het buitengebied van de Noordoostpolder), maar kan de eigenaar van het perceel niet worden verplicht om dit groenelement ook daadwerkelijk aan te leggen. De aanleg en instandhouding van de heg wordt daarom in een anterieure overeenkomst geregeld, oftewel middels privaatrecht.

Interessant wordt het pas echt bij de handhaving van bestemmingsplannen waarin de landschappelijke inpassing wordt vastgelegd. Want hoewel inrichten conform een inrichingsschets nog te doen is, wordt instandhouding een stuk moeilijker. Want hoe ver reikt die instandhouding? Als de heg op de inrichtingsschets 50 cm breed is, moet de initiatiefnemer hem dan op exact 50 cm houden? Of mag de heg ook voller worden? En wat als de inrichtingsschets een groene beukenhaag bevat, terwijl dezelfde beukenhaag in de winter bruin van kleur is? Is een initiatiefnemer in deze gevallen in overtreding van het bestemmingsplan en mag, of beter gezegd moet een gemeente dan handhavend optreden?

Doorgaans zal de soep niet zo heet gegeten worden, maar het biedt wel minder rechtszekerheid voor initiatiefnemers, omdat onduidelijk is hoe streng de gemeente handhaaft. Ook kan dit beperkingen opleggen bij de verkoop van de woning aan nieuwe bewoners, omdat die een deel van hun tuin vervolgens niet naar wens mogen inrichten. Tenslotte moet de gemeente er aan denken om al deze (postzegel)inrichtingsplannen mee te nemen in integrale herzieningen, om zo de landschappelijke inpassing ook in de toekomst te waarborgen.

Deze blog is geschreven door Michiel Noordzij, planoloog bij Amer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten